Het verschil tussen gebruikt en gebruikt
Veel mensen twijfelen tussen de vormen “gebruikt” en “gebruikt”. Ondanks dat ze hetzelfde lijken te klinken en slechts één letter verschillen, betekent het gebruik van de juiste vorm in een zin een wereld van verschil. In deze uitleg nemen we je stap voor stap mee in het gebruik van deze verwarrende werkwoordsvormen.
Wanneer gebruik je “gebruikt” met een d?
De vorm “gebruikt” eindigt met een d en is de verleden tijd of het voltooid deelwoord van het werkwoord “gebruiken”. Wanneer je een zin maakt in de voltooide tijd, zoals “hij heeft het boek gebruikt”, dan gebruik je deze vorm. De d aan het eind komt doordat het stamwerkwoord eindigt op een stemhebbende medeklinker (in dit geval een -k), en volgens de regels van 't kofschip (of ‘t fokschaap) krijgt het voltooid deelwoord dan een d.
Voorbeeldzinnen met “gebruikt”
“Hij heeft zijn voordeel goed gebruikt in de wedstrijd.”
“Zij heeft de kortingsbon al gebruikt.”
Deze zinnen laten zien dat “gebruikt” wordt in combinatie met een hulpwerkwoord, meestal “hebben”.
Wanneer gebruik je “gebruikt” met een t?
Eigenlijk schrijf je “gebruikt” in de tegenwoordige tijd met een t aan het eind alleen als het onderwerp van de zin “jij”, “hij” of “zij” is. In dat geval is er sprake van een vervoegde vorm van het werkwoord gebruiken in de tegenwoordige tijd.
Voorbeeldzinnen met “gebruikt”
“Jij gebruikt te veel suiker in je koffie.”
“Hij gebruikt altijd hetzelfde wachtwoord.”
In deze gevallen zie je dat de t hoort bij de vervoeging in tegenwoordige tijd.
Een handige tip om het verschil te onthouden
Vraag jezelf af: is dit een vorm van tegenwoordige tijd of ga ik het hebben over iets wat in het verleden of reeds voltooid is? In het eerste geval, met jij of hij als onderwerp, kies je voor “gebruikt” met een t. Praat je over iets dat gedaan is, dan is het waarschijnlijk een voltooid deelwoord en gebruik je “gebruikt” met een d. Klinkt verwarrend, maar oefening helpt enorm.
Laat de context de vorm bepalen
Bekijk altijd goed in welke context de zin staat. Gebruik je een hulpwerkwoord zoals “heeft” of “had”? Dan zit je meestal goed met de d. Staat het onderwerp direct in de zin en heeft het betrekking op nu? Dan hoort er een t aan het eind.
Waarom is deze verwarring zo veelvoorkomend?
De Nederlandse taal zit vol met werkwoorden die eindigen op medeklinkers waarbij de keuze tussen d en t verwarrend is. Het helpt als je bekend bent met de stam van het werkwoord en onthoudt of de klank stemhebbend is of niet. Vaak is het gewoon een kwestie van logisch redeneren en veel oefenen.
Tip voor de toekomst
Als je twijfelt, probeer dan de zin hardop te lezen. Vaak hoor je vanzelf wat goed klinkt. Twijfel je nog steeds? Dan kun je het werkwoord herschrijven of even Googlen hoe anderen het doen. Eén ding is zeker: je bent niet de enige die hierover twijfelt.